Belangrijk: NOOIT aan de zijkant opstappen, het stuur wordt te gemakkelijk als handgreep gebruikt om je aan op te trekken. Daar zijn deze sturen niet tegen bestand.
Pedalen: links de koppeling rechts rem (groot) en het gaspedaal (klein).
Controleer of de versnelling vrij staat, pook kan vrij heen en weer bewegen.
Starten: versnelling vrij, voet van de koppeling en de contactsleutel inbrengen tot lampjes rood branden. Let op; de tractor heeft een massa schakelaar deze zit rechts bij de sluiting van de motorkap. Als deze uitstaat is de stroom uitgeschakeld.
Handgas ½ instellen. Start knop half uittrekken om voor te gloeien, gloeispiraal licht op.
Daarna iets verder uittrekken en de startmotor slaat aan en doorgaan tot de tractor loopt.
Handgas terug naar stationair. Controle lampjes zijn nu uit, klaar om te rijden.
Versnellingen 1, 2 en 3 zijn voor op het land. 4 en 5 zijn wegversnellingen
Wegrijden op een uitrit: 4e versnelling. Koppeling diep intrappen, en de pook in de 4e versnelling.
Handrem los.
Koppeling langzaam laten opkomen, even kennismaken met het aangrijppunt van de koppeling.
Eenmaal op de straat; even stilstaan en pook in de 5e versnelling en wegrijden.
Altijd voldoende gas geven.
Belangrijk: Als er niet geschakeld wordt – VOET VAN DE KOPPELING!
Koppelingsplaten kunnen gemakkelijk verbranden als ze iets worden ingedrukt!
Dus stoppen voor een kruising: tractor uit de versnelling en voet van de koppeling.
Tractor uitschakelen: Handgas handel helemaal naar achteren duwen en de contactsleutel iets uittrekken: controle lampje gaat uit.
Tractor op de handrem zetten.
Let op; de contactsleutel schakelt ook de verlichting, door aan de sleutel te draaien als
deze is ingedrukt wordt de verlichting ingeschakeld.
Controleer na het uitschakelen van de motor of de verlichting ook is uitgeschakeld.
